DORSPARCHITECTUUR EN LEEFKWALITEIT

Werken vanuit de leefkwaliteit veronderstelt een cultuurtransitie op meerdere niveaus.  Het gaat hem over een manier van werken met een visie op het totale gemeentelijk gebeuren, een herdenken van het bestaande en de aanpak van het nieuwe.

 

Bij de evaluatie van een project gebeurt dat vanuit het kwaliteitsplan en stelt men de vraag “wat draagt het project bij?”.  Deze visie is vertaald in de rol van de administratie en het bestuur die een beleid voert niet vanuit de vraag ‘wat mag of niet mag’, maar wel wat willen we bereiken.
Dat is ook denken op lange termijn en dat alles in dialoog met de bewoners en alle stakeholders.

 

Globaal heeft men aandacht voor volgende punten:

  • zichtbaar groen ook in de dorpsstraat
  • trage weggebruikers komen op de eerste plaats
  • het verkeer en een leefbare doortocht
  • netwerk van trage wegen
  • hoe gaat men naar de toekomst om met bestaande en (indien nuttig en nodig) nieuwe verkavelingen
  • wonen in onze landelijke gemeente, wat met groen? kunnen dorpstuinen?
  • dorpsvriendelijk uiterlijk: aandacht voor gevels en geveldetails, hoogte verschillen en dakvormen differentiëren, doorzichten behouden of maken, materiaal beheersing (historische dorpen zijn “baksteendorpen”).

 Beeldkwaliteit is bijgevolg een vertrekken vanuit ‘ruimte’ en niet vanuit ‘gebouw’.